Belanghebbende, X, begint in 2007 met zijn onderneming die tot in januari 2010 niet voor de inkomstenbelasting bekend is bij de Belastingdienst. In 2010 legt de inspecteur X zowel voorlopige als definitieve aanslagen IB op, over 2007 t/m 2009. X start fiscale procedures op, zowel tegen de opgelegde hoge voorlopige aanslagen IB als tegen de definitieve aanslagen IB. Ter zake van de definitieve aanslagen is de zaak aanhangig bij het hof. Ter zake van de voorlopige aanslagen heeft het hof Amsterdam op 25 oktober 2012 de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaken terugverwezen naar de rechtbank om de zaken opnieuw te behandelen. X eist dat de inspecteur de op de zaken betrekking hebbende stukken aan de rechtbank moet overhandigen en concludeert tot vermindering van de voorlopige aanslagen. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat er geen reden is aan te nemen dat de inspecteur in gebreke is gebleven stukken in te brengen die bij de besluitvorming tot het opleggen van de voorlopige aanslagen een rol hebben gespeeld. De voorlopige aanslagen zijn niet te hoog vastgesteld. De definitieve aanslagen liggen thans in hoger beroep voor aan het hof. Het hof zal een oordeel geven over de omvang van het bedrag dat X na verrekening van de voorlopige aanslagen verschuldigd is. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Algemene wet bestuursrecht 8:31
Algemene wet inzake rijksbelastingen 15
Algemene wet inzake rijksbelastingen 13
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 21 januari