X bv vormt met haar dochtervennootschappen F bv en G bv tot 27 mei 2014 een fiscale eenheid voor de VPB. Op 27 mei 2014 richt X bv H bv op en brengt als storting op de bij oprichting te nemen aandelen haar onderneming in, waaronder begrepen de door haar gehouden aandelen F bv en G bv alsmede de schepen I, J, K, L, M, N, O, P, Q en R. Op 27 mei 2014 verkoopt F bv haar schepen S en T aan H bv. Op 12 juni 2014 verzoekt X bv om met ingang van 27 mei 2014 een fiscale eenheid te vormen met H bv, F bv en G bv. De inspecteur beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking dat de vennootschappen per 27 mei 2014 een fiscale eenheid vormen. Op 5 september 2014 sluit X bv een intentieovereenkomst met U bv met betrekking tot de verkoop van 50% van de aandelen H bv. Op 10 oktober 2014 worden de aandelen H bv daadwerkelijk verkocht aan U bv. In 2015 wordt het overige 50% aandelenbelang aan U bv verkocht. Voorafgaand aan de overdracht van het 50% aandelenbelang koopt V bv, een door X bv nieuw opgerichte dochtervennootschap, de aandelen G bv en de schepen terug van H bv. X bv stelt zich op het standpunt dat er nooit een fiscale eenheid heeft bestaan, omdat door de verkoop van de aandelen H bv op 10 oktober 2014 de fiscale eenheid - in hetzelfde jaar als voeging - weer is geëindigd. Tevens stelt X bv dat de winst behaald met de op 27 mei 2014 verrichte inbreng c.q. overdracht op grond van art. 14 Wet VPB 1969 niet in aanmerking wordt genomen. De inspecteur volgt X bv niet en legt een aanslag VPB 2014 op rekening houdende met het bestaan van de fiscale eenheid alsmede de ontvoeging en de toepassing van art. 15ai Wet VPB 1969. X bv maakt bezwaar en stelt beroep in tegen de uitspraak op bezwaar.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat er een fiscale eenheid heeft bestaan. Art. 15 lid 7 Wet VPB 1969 is enkel van toepassing indien een dochtermaatschappij in de loop van haar boekjaar wordt gevoegd in een fiscale eenheid. De rechtbank stelt vast dat hiervan geen sprake is. H bv maakt met ingang van haar oprichting deel uit van de fiscale eenheid. H bv wordt daarom niet in de loop van haar boekjaar gevoegd. Door het bestaan van de fiscale eenheid kan de overdracht op 27 mei 2014 niet hebben plaatsgevonden met toepassing van art. 14 Wet VPB 1969. Als gevolg van de ontvoeging bij verkoop van 50% van de aandelen H bv is de sanctiebepaling van art. 15ai Wet VPB 1969 van toepassing. Dat de binnen de fiscale eenheid overgedragen vermogensbestanddelen zijn terug overgedragen brengt hier geen verandering in. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 14
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15ai
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 4 mei