Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat mevrouw X niet aannemelijk maakt dat sprake is van een objectieve voordeelsverwachting in die zin dat zij in redelijkheid kon verwachten er in de toekomst winst mee te behalen.
Mevrouw X werkt in 2013 en 2014 in dienstbetrekking. In 2014 ontvangt X ook uitkeringen van het UWV. Daarnaast schrijft zij scenario’s voor film en toneel. De resultaten hiervan geeft zij vanaf 2010 aan als resultaat uit overige werkzaamheden. De resultaten zijn echter steeds negatief, respectievelijk € 15.056, € 14.992, € 20.894 en € 13.400). Ook in 2014, 2015 en 2016 zijn de resultaten negatief (€ 15.956, € 9.170 en € 2.300). In 2017 heeft X zich uitgeschreven uit het handelsregister. Voor 2013 en 2014 is in geschil of de activiteiten voor X een bron van inkomen zijn.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat sprake is van een objectieve voordeelsverwachting in die zin dat zij in 2013 en 2014 in redelijkheid kon verwachten er in de toekomst winst mee te behalen (vgl. HR 24 juni 2011, 10/01299, V-N 2011/32.10). Er zijn namelijk uitsluitend negatieve resultaten behaald en vanaf 2012 werden de inkomsten steeds minder. In 2015 en 2016 werden voorts in het geheel geen inkomen aangegeven. X stelt vergeefs dat de activiteiten bloeiend zouden zijn als zij niet ziek zou zijn geworden. De kostenaftrek is dus terecht geweigerd. Haar beroepen zijn uitsluitend gegrond omdat alsnog aftrek van zorgkosten wordt toegestaan.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 27 juni