De heer X doet in 2013 BPM-aangifte ter zake van de registratie van een auto. Dezelfde auto is kort daarvoor vanuit Nederland naar Duitsland geëxporteerd. X heeft de auto weer geïmporteerd naar Nederland. Op dat moment was de termijn voor de exporteur om de BPM terug te vragen (art. 14a Wet BPM 1992) nog niet verstreken. Er is geen verzoek om teruggaaf gedaan. Naar aanleiding van zijn aangifte draagt X BPM af. Thans is niet meer in geschil dat dit onverschuldigd is betaald en dat het bezwaar van X alsnog gegrond moet worden verklaard. In geschil is primair of sprake is van schadevergoedingsplicht van de inspecteur. De inspecteur heeft op de zitting ingestemd met vergoeding van Irimierente (zie HvJ EU 18 april 2013, nr. C-565/11, onderdelen 26 tot en met 28, H&I 2013/7.2), maar is hier later in een brief op teruggekomen.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de BPM-heffing in strijd met het EU-recht heeft plaatsgevonden en dat de gevolgen hiervan voor risico van de inspecteur moeten komen. Het systeem van de Belastingdienst is namelijk niet zodanig ingericht dat bij een nieuwe tenaamstelling automatisch blijkt dat de auto eerder hier geregistreerd is geweest. Naar aanleiding van het (onbenut) laten verstrijken van de termijn voor het verzoek om de exportteruggaaf had automatisch een teruggaaf aan X moeten plaatsvinden. Aangezien de wettelijke rentevergoeding in strijd is met het Unierecht, wordt art. 30ha AWR buiten toepassing gelaten voor zover het de daarin neergelegde termijn betreft. Er moet dus rente worden vergoed over het tijdvak dat aanvangt op de dag na die van de betaling van de onverschuldigde BPM. De nieuwe regeling van art. 28 c Inv. 1990 (vergoeding invorderingsrente) is in strijd met het EU-recht, aangezien hiertoe binnen een bepaalde termijn een verzoek bij de ontvanger moet worden gedaan. X heeft recht op een immateriële schadevergoeding van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn. X claimt ten onrechte vergoeding van zijn werkelijke proceskosten. De schending van het EU-recht is namelijk niet ernstig genoeg. Bovendien heeft de inspecteur, zodra was vastgesteld dat bij de export geen teruggaaf had plaatsgevonden, direct ingestemd met de teruggaaf. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30ha
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 14a
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 15 februari