De Hoge Raad antwoordt op de prejudiciële vragen van Hof 's-Hertogenbosch dat de vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn niet is gemaximeerd op het pleitbare financiële belang bij de procedure. Ook is dit in WOZ-zaken niet gemaximeerd tot € 50 per half jaar.

X schakelt in verband met zijn bezwaar tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente Vught vastgestelde WOZ-waarde een professionele rechtsbijstandverlener in als gemachtigde. Na ongegrondverklaring van het bezwaar en beroep, stelt X hoger beroep in. Hof ’s-Hertogenbosch stelt diverse prejudiciële vragen in verband met de vergoeding van de proceskosten bij een overschrijding van de redelijke termijn.

De Hoge Raad antwoordt op de prejudiciële vragen van Hof 's-Hertogenbosch dat de vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn niet is gemaximeerd op het pleitbare financiële belang bij de procedure. Ook is dit in zaken die een bepaalde belasting, heffing of beschikking betreffen, niet beperkt tot € 50 per half jaar waarmee de termijn is overschreden. Met betrekking tot de beantwoording van de overige vragen verwijst de Hoge Raad naar zijn arresten van 31 mei 2024 (22/00849, V-N 2024/28.22 en 23/03227, V-N 2024/27.20) en 14 juni 2024 (22/04592, V-N 2024/29.19). De Hoge Raad ziet weliswaar af van beantwoording van de overige prejudiciële vragen, maar licht zijn beslissingen nog wel op enige punten toe.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27ga

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 30 september

Informatiesoort: VN Vandaag

307

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen