Belanghebbende, X, is dga van A bv, een lege vennootschap. Daarnaast is X in dienst bij twee andere bv's die tot de C-groep behoren. De C-groep wordt in mei 2002 in staat van faillissement verklaard. D wil met de in de gefailleerde vennootschappen gedreven ondernemingen een doorstart maken in A bv. Daartoe wordt in mei 2002 een schriftelijke koopovereenkomst gesloten tussen X en D, betreffende de aandelen van A bv. Op 27 mei 2002 sluiten de curatoren en A bv een schriftelijke activa-overeenkomst inzake de overname van de activa van de C-groep voor een bedrag van € 4.150.000. Op of omstreeks 29 mei 2002 trekt een financier van de activa-overeenkomst zich terug en gaat de koop niet door. De curatoren verkopen de activa van de failliete vennootschappen aan een andere gegadigde. De koopprijs is € 125.000 lager dan eerder met A bv is overeengekomen. X is door de curatoren persoonlijk aangesproken voor de schade die is ontstaan als gevolg van de niet-nakoming door A bv van de met de curatoren gesloten activa-overeenkomst. In de civiele procedure heeft Hof Leeuwarden X veroordeeld om aan de curatoren een bedrag van € 125.000 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2002 tot aan de dag van betaling. Dit resulteert uiteindelijk in een bedrag van € 166.000. In geschil is of dit door X aan de curatoren betaalde bedrag aan schadevergoeding, als negatief loon dan wel als negatief resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking kan worden genomen in zijn aangifte ib/pvv 2010.
Rechtbank Noord-Holland overweegt dat X ten tijde van de activa-overeenkomst aanmerkelijkbelanghouder was van A bv en dat er dus sprake was van een fictieve dienstbetrekking. De enkele omstandigheid dat X ten tijde van het onrechtmatig handelen de hoedanigheid had van bestuurder van A bv en in die hoedanigheid de gewraakte activa-overeenkomst heeft getekend, acht de rechtbank onvoldoende om het vereiste verband tussen de schadevergoeding en de (fictieve) dienstbetrekking aanwezig te achten. De schadevergoeding houdt onvoldoende verband met de dienstbetrekking van X bij A bv. Van negatief loon is daarom geen sprake. Als dat wel het geval was geweest, had X het negatief loon bovendien al in het jaar 2006, het jaar van betaling, in aanmerking moeten nemen. Verder overweegt de rechtbank dat het tegen vergoeding, bestaande in de koopsom voor de aandelen en de overname van de schuld van X aan A bv, meewerken aan de verwerving van de failliete boedel, niet als een werkzaamheid van X kan worden aangemerkt. X kan de schadevergoeding niet in aanmerking nemen als negatief resultaat uit overige werkzaamheden. Het beroep van X is ongegrond.
Lees ook het thema Bestuurdersaansprakelijkheid: de gevolgen van kennelijk onbehoorlijk bestuur
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 10
Wet op de loonbelasting 1964 4
Wet inkomstenbelasting 2001 3.94
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting, Fiscaal ondernemingsrecht, Verbintenissenrecht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 9 maart