Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur niet kan aangeven op basis van welke bevoegdheid de doorzoeking van de douane plaatsvond, zodat wordt aangenomen dat dit strafvorderlijke dwangmiddel onbevoegd is ingezet.

X exploiteert vier winkels waarin souvenirs, wietzaden, drugsgerelateerde artikelen en voedingswaren worden verkocht. Het grootste deel van de verkooptransacties wordt contant verricht. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat de pin- en creditcardbetalingen van in totaal € 82.472 niet als omzet zijn verantwoord en dat de herkomst van privéstortingen van in totaal € 19.440 niet is aangetoond. Bij een doorzoeking van één van de winkels is door de douane echter ook een handgeschreven schaduwboekhouding aangetroffen, waarop omzet is vermeld die niet in de administratie is verantwoord. In geschil is of het aangegeven belastbaar inkomen van X uit werk en woning (2018) van € 103.277 terecht is verhoogd tot € 680.774.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur niet kan aangeven op basis van welke bevoegdheid de doorzoeking van de douane plaatsvond, zodat wordt aangenomen dat dit strafvorderlijke dwangmiddel onbevoegd is ingezet. Bovendien is onduidelijk wie de schaduwboekhouding heeft gemaakt en voor welk doel. De aantekeningen zijn namelijk in het Hindi gemaakt, de officiële taal van India, terwijl X zijn wortels heeft in een ander land, waar voornamelijk een andere taal wordt gesproken. Voor zover de correctie is gebaseerd op de schaduwboekhouding, is de schatting dus niet redelijk. Alleen de correcties die verband houden met de pin- en creditcardbetalingen en de privéstortingen blijven in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 4 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen