Rechtbank Den Haag oordeelt dat de schatting van contante betalingen redelijk is en de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW terecht zijn opgelegd, maar matigt de vergrijpboete.

X drijft in 2016 een eenmanszaak die bemiddelt bij handel, huur of verhuur van onroerend goed. Hij doet voor het jaar 2016 aangifte IB/PVV. In 2019 start een onderzoek van de FIOD naar Y waarbij X in beeld komt. De inspecteur vraagt bankafschriften op en legt navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW op. De werkelijke huurontvangsten en -betalingen worden geschat. De correctie bedraagt 25% van de brutowinst. In geschil is of de vergrijpboete en de navorderingsaanslagen terecht en naar juiste bedragen zijn opgelegd.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de navorderingsaanslagen terecht en niet naar te hoge bedragen zijn opgelegd. X heeft niet doen blijken dat de navorderingsaanslagen te hoog zijn vastgesteld. De vergrijpboete wordt gematigd tot 50% van de nagevorderde belasting die betrekking heeft op het inkomen uit werk en woning. De inspecteur toont niet overtuigend aan dat eiser het restant van het erkende deel van de resultaatcorrectie heeft verzwegen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Instantie: Rechtbank Den Haag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 24 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

291

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen