X exploiteert een transportonderneming. In 2014 start een boekenonderzoek vanwege de BTW-schuld op zijn balans per ultimo 2011. Bij het onderzoek worden meer aansluitingsverschillen gevonden tussen de administratie en de BTW-aangiften. Uiteindelijk is de totale correctie circa € 377.000. In geschil is of het EU-verdedigingsbeginsel is geschonden. Volgens Rechtbank Den Haag is X expliciet en vooraf in de gelegenheid gesteld om een verklaring te geven voor de aansluitingsverschillen. Volgens Hof Den Haag moet het daarom voor X duidelijk zijn geweest dat naheffing zou volgen. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat X niet expliciet, dat wil zeggen in niet mis te verstane bewoordingen, ervan op de hoogte is gesteld dat de inspecteur het voornemen had om de naheffingsaanslagen op te leggen. De aanname dat dit voor X – gezien de overlegging van de excel-bestanden met de aansluitingsverschillen – duidelijk moet zijn geweest, is dus niet voldoende. De onderhavige schending van het EU-verdedigingsbeginsel kan echter niet tot cassatie leiden. De stukken van het geding bevatten namelijk geen aanwijzingen dat het besluitvormingsproces van de inspecteur zonder de schending van het EU-verdedigingsbeginsel een andere afloop had gehad. Voor één maand staat weliswaar vast dat de afloop anders had kunnen zijn, maar de rechtbank heeft de correctie van die maand al in mindering gebracht op de betreffende aanslag. Het beroep van X is ongegrond. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X nog wel een immateriële schadevergoeding van € 500.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 27 juni