Op 16 augustus 2021 constateert een parkeercontroleur dat X's voertuig zonder betaling van parkeerbelasting geparkeerd staat, waarop een naheffingsaanslag van € 67,30 wordt opgelegd. X maakt bezwaar, stelt dat er geen sprake was van parkeren en verzoekt om gehoord te worden. De heffingsambtenaar nodigt X uit voor een telefonische hoorzitting, maar X reageert niet en is niet bereikbaar. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar ongegrond zonder X te horen. De rechtbank oordeelt dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat X niet reageerde op de uitnodiging en geen aanvullende gronden indiende. In geschil is of de heffingsambtenaar de hoorplicht heeft geschonden door X niet fysiek te horen en aan te nemen dat X afstand deed van het recht om gehoord te worden.
Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar de hoorplicht heeft geschonden door aan te nemen dat X stilzwijgend afstand deed van het recht om gehoord te worden. De uitnodiging voor de hoorzitting is kort voor de jaarwisseling verstuurd, met een hoorzitting gepland binnen zes dagen. De heffingsambtenaar had X opnieuw moeten uitnodigen voor een hoorzitting. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar, en wijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar voor hernieuwde behandeling. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld in de proceskosten en moet het griffierecht aan X vergoeden.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 18 november
Informatiesoort: VN Vandaag