Belanghebbende, X, en haar echtgenoot, Y, staan sinds eind 2009 ingeschreven in Zwitserland. In 2011 ontvangt Y een dividend van € 10 mln van zijn BV, deels in cash op een Zwitserse bankrekening, en deels middels verrekening met de rekening-courantschuld van Y aan de BV. Naar aanleiding van een woonplaatsonderzoek legt de inspecteur in 2017 een IB-navorderingsaanslag op aan X waarbij een dividend van € 5 mln bij haar in aanmerking wordt genomen. X stelt dat de verlengde navorderingstermijn niet van toepassing is. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de verlengde navorderingstermijn niet van toepassing is voor zover het dividend is verrekend met de r.c.-schuld van Y aan zijn BV en vermindert de IB-navorderingsaanslag. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt, anders dan de rechtbank, dat de verlengde navorderingstermijn ook van toepassing is voor zover het dividend is verrekend met de r.c.-schuld van Y aan zijn BV. Volgens het hof is de dividenduitkering aan het zicht van de Nederlandse fiscus onttrokken. X gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Koopman behandelt in de conclusie het beroep van X op het informele verschoningsrecht van haar belastingadviseur en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en verwijzing van de zaak. De A-G overweegt daarbij dat de inspecteur diverse stukken uit het strafrechtelijk onderzoek, waarbij een inval van de FIOD heeft plaatsgevonden op het kantoor van de belastingadviseur van X, tot zijn beschikking heeft. Deze stukken kreeg hij via de door hem aan de FIOD uitgeleende medewerkers, die een selectie maakten van de stukken en gegevens die overgedragen mochten worden aan de inspecteur. Volgens de A-G had de selectie van de stukken niet mogen plaatsvinden door medewerkers van de Belastingdienst of het OM. Die selectie moet in eerste instantie worden overgelaten aan de verschoningsgerechtigde. De A-G concludeert dan ook dat het beroep van X op het informeel verschoningsrecht slaagt. Daarbij wordt nog wel opgemerkt dat bewijsluitsluiting eigenlijk de enige mogelijkheid is om te reageren op een eenmaal begane overtreding van het informeel verschoningsrecht. De A-G acht dit niet het meest effectief maar vindt dat die sanctie in deze zaak wel moet worden toegepast. Het verwijzingshof zal moeten onderzoeken welke tot de gedingstukken behorende FIOD-stukken, of onderdelen daarvan, onder het informeel verschoningsrecht vallen en als bewijsmateriaal moeten worden uitgesloten.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Instantie: Hoge Raad (Parket)
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 25 december
Informatiesoort: VN Vandaag