De Hoge Raad oordeelt bij wijze van tussenarrest dat het hof de proceskostenvergoeding niet in het nadeel van X mocht wijzigen door ambtshalve een lagere wegingsfactor toe te passen dan de rechtbank in eerste aanleg heeft gedaan.

X exporteert in 2018 twee auto's naar Polen en verzoekt om BPM-teruggaven. Aanvankelijk zijn de verzoeken afgewezen, maar later zijn ze ambtshalve alsnog toegewezen. Rechtbank Gelderland kent daarom een bezwaarkostenvergoeding aan X toe van € 538, op basis van 2 punten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting), wegingsfactor 1, en een waarde per punt van € 269. De proceskostenvergoeding voor het beroep wordt vastgesteld op € 1082, op basis van 2 punten (beroepschrift en verschijnen zitting), wegingsfactor 1, en een waarde per punt van € 541. X stelt in hoger beroep dat de rechtbank had moeten uitgaan van een puntwaarde van € 759 in plaats van € 541 (zie HR 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752, V-N 2022/24.13). Hof Arnhem-Leeuwarden verhoogt de vergoeding tot € 875, waarbij is uitgegaan van wegingsfactor 0,5. X stelt in cassatie dat het hof niet had mogen afwijken van de door de rechtbank gehanteerde wegingsfactor. X is hierdoor komen te verkeren in een nadeliger positie dan wanneer hij niet over die vergoeding had geklaagd. De inspecteur had geen incidenteel hoger beroep ingesteld met betrekking tot de hoogte van die vergoeding.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof de vergoeding niet in het nadeel van X mocht wijzigen door ambtshalve een lagere wegingsfactor toe te passen. X is in zoverre in een positie komen te verkeren die nadeliger is dan wanneer hij niet over die vergoeding in hoger beroep had geklaagd (verbod van reformatio in peius). X stelt vergeefs dat de rechtbank een hogere bezwaarkostenvergoeding had moeten toekennen (zie HR 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060, V-N 2024/33.18). In hoger beroep had X daar namelijk niet over geklaagd, zodat die vergoeding inmiddels onherroepelijk vaststaat. De proceskostenvergoeding voor het beroep wordt alsnog vastgesteld op € 1814, op basis van 2 procespunten, wegingsfactor 1 en berekend naar de waarde per punt zoals deze ten tijde van het wijzen van dit arrest geldt, zijnde € 907. De staatssecretaris moet worden veroordeeld om het in cassatie betaalde griffierecht en de proceskosten ter zake van deze cassatieprocedure te vergoeden. Voor de hoogte van de proceskosten conform de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM (WHpkv) is nader feitenonderzoek noodzakelijk (zie HR 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:46, V-N 2025/5.27). X wordt daarom in de gelegenheid gesteld om nadere gegevens te verstrekken ter voldoening aan de op dit punt op haar rustende bewijslast. De zaak wordt aangehouden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 28 april

Informatiesoort: VN Vandaag

89

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen