Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur het verdedigingsbeginsel heeft geschonden voor zover de naheffingsaanslag ziet op de correcties voor de BTW-belaste hockeylessen.
Ondernemer X geeft hockeytrainingen en theorielessen voor leerlingen van de Topsportklas Hockey van een school. Daarvoor sluit X een overeenkomst van opdracht met Y. X vermeldt geen BTW op de facturen aan Y en voldoet geen BTW over de vergoeding die hij ontvangt voor de hockeylessen. Tot het ondernemingsvermogen van X behoort ook een auto. X geeft ook geen BTW aan wegens het privégebruik van de auto. Naar aanleiding van een boekenonderzoek is de inspecteur van mening dat de hockeylessen zijn belast met BTW. In augustus en september 2019 bespreekt de inspecteur de correcties in ieder geval met de toenmalige adviseur van X. Het boekenonderzoek is afgesloten met een slotgesprek op 10 september 2019 met X en zijn toenmalige adviseur en tijdens dit gesprek zijn de correcties besproken. X bestrijdt dat hij bij dit slotgesprek aanwezig was. Hij kan zich alleen een telefoongesprek met de inspecteur en zijn toenmalige adviseur herinneren. Of toen alle correcties zijn besproken is volgens X de vraag. In geschil is of de inspecteur het verdedigingsbeginsel heeft geschonden.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur het verdedigingsbeginsel heeft geschonden voor zover de naheffingsaanslag ziet op de correcties voor de BTW-belaste hockeylessen. Uit de beschikbare informatie is niet af te leiden dat de inspecteur X of zijn toenmalige adviseur tijdig en expliciet, in niet mis te verstane bewoordingen, op de hoogte bracht van de voorgenomen naheffingsaanslagen. Ook blijkt niet dat de inspecteur voldoende nauwkeurig de elementen die aan die naheffingsaanslag ten grondslag liggen, heeft vermeld. X maakt aannemelijk dat hij een inbreng had kunnen leveren die voor het opleggen van de naheffingsaanslag van belang was en waarvan op voorhand niet valt uit te sluiten dat deze inbreng tot een ander besluitvormingsproces zou hebben geleid. De naheffing wegens privégebruik van de auto is wel terecht. X hoger beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 4
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 23 juli
Informatiesoort: VN Vandaag