De Hoge Raad oordeelt dat een nietigverklaring van een mededeling van een te betalen bedrag aan douanerechten wegens schending van het verdedigingsbeginsel, geen gevolgen heeft voor het bestaan van de douaneschuld.

Belanghebbenden ontvangen mededelingen van uitnodiging tot betaling van douanerechten. De inspecteur besluit deze te vernietigen wegens schending van het verdedigingsbeginsel. In geschil is of de inspecteur bevoegd is om opnieuw uitnodigingen tot betaling uit te reiken voor dezelfde douaneschuld.

De Hoge Raad oordeelt dat een nietigverklaring van een mededeling van een te betalen bedrag aan douanerechten wegens schending van het verdedigingsbeginsel, geen gevolgen heeft voor het bestaan van de douaneschuld. Het is dan ook niet in strijd met het Unierecht dat de inspecteur voor deze douaneschuld opnieuw een mededeling doet van de geboekte rechten als bedoeld in art. 221 lid 1 CDW. Dit is anders in het geval de mededeling is vernietigd op de grond dat op de aansprakelijk gestelde persoon geen verplichting rust tot betaling van de rechten bij invoer, die op bepaalde goederen van toepassing zijn uit hoofde van de geldende unierechtelijke bepalingen. In dat geval is de inspecteur niet bevoegd om opnieuw een mededeling te doen. Dit alles blijkt uit jurisprudentie van het HvJ EU, met name uit het arrest Direct Parcel Distribution Belgium NV (DPDB) (28 januari 2010, nr. C-264/08, ECLI:EU:2010:43). De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van belanghebbenden ongegrond en bevestigt de uitspraak van Hof Amsterdam.  

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Douane

Instantie: Hoge Raad

Editie: 14 juli

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen