Rechtbank Gelderland oordeelt dat een schenking binnen 180 dagen voor het overlijden van erflater leidt tot erfbelasting, omdat erflater mede partij was bij de schenking.

X is de zoon van erflater en diens echtgenote. Erflater overlijdt in 2021. De echtgenote doet op 1 december 2021 aangifte erfbelasting, waarbij het zuiver saldo van de nalatenschap wordt bepaald op € 1.051.062 en de verkrijging van X en zijn zus op € 270.543 ieder. De inspecteur stelt op 1 maart 2023 aanslagen erfbelasting vast, waarbij de verkrijging wordt verhoogd naar € 323.300 per persoon, inclusief een bijtelling van € 52.757 op grond van artikel 12 van de Successiewet (Sw). X maakt bezwaar tegen de aanslag, maar de inspecteur verklaart het bezwaar ongegrond. X stelt beroep in, waarbij hij aanvoert dat alleen de echtgenote de schenkster was en erflater wilsonbekwaam was ten tijde van de schenking. De inspecteur stelt dat zowel erflater als de echtgenote partij waren bij de schenking en dat dementie niet in de weg staat aan het doen van een schenking.

In geschil is of sprake is van een fictieve verkrijging op grond van artikel 12 van de Successiewet.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de aanslag erfbelasting tot de juiste hoogte is vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat er geen schriftelijke vastlegging van de schenkingsovereenkomst is en dat het bewijsrisico hiervan voor rekening van X komt. X maakt niet aannemelijk dat uitsluitend de echtgenote partij was bij de schenking. De rechtbank concludeert dat artikel 12 van de Successiewet terecht is toegepast, omdat erflater mede partij was bij de schenking en deze binnen 180 dagen voor zijn overlijden heeft plaatsgevonden. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 12

Instantie: Rechtbank Gelderland

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Editie: 25 april

Informatiesoort: VN Vandaag

37

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen