Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het schip niet wordt geëxploiteerd in het internationaal verkeer, en derhalve Nederland het heffingsrecht heeft over het inkomen van X.

X is woonachtig buiten Nederland. In het jaar 2015 werkt hij voor een Nederlandse werkgever aan boord van een installatieschip dat zich bezig houdt met de bouw van windparken op het Nederlandse continentaal plat. X stelt dat Nederland niet heffingsbevoegd is over zijn inkomen, nu het schip wordt geëxploiteerd in het internationaal verkeer. De inspecteur stelt dat op basis van het verdrag de heffingsbevoegdheid over het inkomen aan Nederland is toegewezen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het schip niet wordt geëxploiteerd in het internationaal verkeer, en derhalve Nederland het heffingsrecht heeft over het inkomen van X. X heeft onvoldoende bewijs aangeleverd ten aanzien van de gestelde (hoofd)taak van het vervoer van materialen en personeel ten opzichte van de bouw van het windpark, het aandoen van andere jurisdicties en de daadwerkelijke werkzaamheden van X. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.80

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 10 augustus

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen