Belanghebbende, X, is in 2011 werkzaam bij een ‘rechtskundig adviesbureau' Y. Vanaf medio 2011 is X bestuurder van bedrijf Y. De aandelen van bedrijf Y zijn aan toonder en zijn in handen van holding Z. De inspecteur stelt in november 2013 bij X een boekenonderzoek in naar o.a. de aanvaardbaarheid van de aangiften IB 2008 t/m 2012. Ook bij Y stelt de inspecteur een onderzoek in. In december 2014 stelt de inspecteur de definitieve aanslag IB/PV 2011 vast. Hij corrigeert daarbij het inkomen in box 1 door het schrappen van een bedrag aan persoonsgebonden aftrek en inkomen in box 2 te belasten.
Rechtbank Den Haag vermindert de aanslag. De correctie wegens inkomen uit aanmerkelijke belang is volgens de rechtbank niet juist, omdat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat X a.b.-houder is in een bedrijf in het Verenigd Koninkrijk. De correctie van scholingsuitgaven betreffen scholingsuitgaven voor X zelf en voor zijn partner. De rechtbank oordeelt dat X met de door hem overlegde stukken voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de studiekosten voor zover ze betrekking hebben op de partner van X, door X zijn betaald en op hem drukken zodat deze kosten voor aftrek in aanmerking komen. Dat geldt niet voor de studiekosten van X zelf. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn scholingskosten op hem drukken nu deze door bedrijf Y gedeeltelijk zijn vergoed. Het had op de weg van X gelegen om een en ander inzichtelijk te maken. De rechtbank oordeelt dat X aan deze bewijslast niet heeft voldaan.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.6
Wet inkomstenbelasting 2001 4.1
Wet inkomstenbelasting 2001 6.27
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 2 maart