Rechtbank Den Haag vult het vereiste van duurzaamheid verder in en telt de verblijfsduur van de jongste dochter bij X tijdens de schoolvakanties mee waardoor X recht heeft op IACK.
X en zijn ex-echtgenote Y hebben twee dochters die in co-ouderschap door X en Y worden opgevoed. De jongste dochter (B) is in 2019 jonger dan 12 jaar. X woont in 2019 zonder fiscaal partner. Als X in zijn aangifte IB 2019 de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) claimt, weigert de inspecteur die. X gaat in beroep.
Rechtbank Den Haag stelt X in het gelijk. De rechtbank constateert dat het belangrijkste criterium voor co-ouderschap is of de zorg gelijkelijk is verdeeld. Uit een arrest van de Hoge Raad van 13 maart 2020 (BNB 2020/83) volgt dat de IACK ook kan worden genoten door beide ouders als zij de zorg voor de kinderen gelijkelijk verdelen in een ander duurzaam ritme dan het criterium ‘doorgaans ten minste 3 tot 3,5 dag per week’. Aan het vereiste van duurzaamheid kan ook zijn voldaan als voor de vakantieperiode een ander ritme is afgesproken dan het ritme voor buiten de schoolvakanties, aldus de rechtbank. Voor de schoolvakanties hebben X en Y een verdeling afgesproken met een zeker ritme waarbij de zorg (min of meer) gelijkelijk is verdeeld tussen beide ouders. Hieruit volgt dat de verblijfsduur van B bij X in de schoolvakanties bij de beoordeling dient te worden betrokken. Met een ‘verblijfsschema’ maakt X aannemelijk dat B in 2019 gedurende 3748 uur bij hem verblijft, wat neerkomt op gemiddeld 3 dagen per week, en voor het overige bij Y. Daarmee behoort B in 2019 tegelijkertijd tot het huishouden van beide ouders en heeft X in 2019 recht op de IACK.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 44b
Wet inkomstenbelasting 2001 8.14a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 23 augustus