Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing dat het bedrag van € 1,8 mln ten goede is gekomen aan dga F en niet aan A. X bv heeft dit vermoeden niet ontzenuwd en ook niet aannemelijk gemaakt dat de overmaking heeft gefungeerd als aflossing van een schuld aan A. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

F houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. X bv en haar dochtermaatschappij verkopen reizen naar Isla Margarita (Venezuela) aan toeristen. Ter plaatse wordt gebruik gemaakt van de diensten van Z C.A., dat wordt vertegenwoordigd door J. De inspecteur stelt, naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek, een boekenonderzoek in bij X bv en F. Naar aanleiding van de resultaten van dit boekenonderzoek wordt ook tegen X bv en F een strafrechtelijk onderzoek gestart, wegens het vermoedelijk plegen van valsheid in geschrifte, het opzettelijk doen van onjuiste IB- en VPB-aangiften en witwassen. De inspecteur legt vervolgens VPB-(navorderings)aanslagen op aan X bv over de jaren 2000 - 2004. In geschil zijn inmiddels alleen nog de correcties op de VPB-aangifte 2004. Een van de correcties betreft een door de inspecteur betwiste schuld van € 1,8 mln aan A. Bij een vorig boekenonderzoek had de inspecteur gesteld dat de schuld niet zakelijk was. X bv en de inspecteur zijn vervolgens overeengekomen dat de schuld onder bepaalde voorwaarden eventueel nog in aftrek kan worden gebracht. Volgens de inspecteur is niet aan de voorwaarden voldaan en kan X bv de schuld ook in 2004 niet ten laste van de winst brengen. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de schuld van € 1,8 mln niet is afgelost en dan ook niet ten laste van de winst kan worden gebracht. Het hof stelt daarbij vast dat het bedrag, na bijboeking op een bankrekening van de Rabobank, is overgemaakt naar een bankrekening in Zwitserland. Hierbij merkt het hof op dat de bankrekening van de Rabobank wordt beheerd door F en dat hij als enige bevoegd is om over deze bankrekening te beschikken. Verder merkt het hof op dat X bv geen stukken heeft overgelegd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het bedrag ten goede is gekomen aan A. Volgens het hof is de schuld niet afgelost en ten onrechte in aftrek op de winst gebracht. De aanslag blijft in stand. X bv gaat in cassatie. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond en verwijst de zaak naar Hof Amsterdam.

Hof Amsterdam (V-N 2022/31.21.18) oordeelt dat het bedrag van € 1,8 mln ten goede is gekomen aan F en niet aan A. X bv heeft dit vermoeden niet ontzenuwd en ook niet aannemelijk gemaakt dat de overmaking heeft gefungeerd als aflossing van een schuld aan A. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 22 februari

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen