Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X de vordering op B tot zijn box 3-bezittingen moet rekenen. De enkele verwijzing naar de slechte financiële positie van B en de daarop volgende kwijtschelding van de lening is onvoldoende voor een lagere waardering dan de nominale waarde. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).
X leent in 2013 een bedrag van € 44.000 aan ondernemer B. Vanwege de slechte financiële positie van B scheldt X de lening medio 2015 kwijt. In zijn IB-aangifte 2014 rekent X deze vordering niet tot zijn box 3-bezittingen. De inspecteur corrigeert de aangifte.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2020/9.1.4) oordeelt dat X de vordering op B tot zijn box 3-bezittingen moet rekenen. Volgens het hof is de enkele verwijzing naar de slechte financiële positie van B en de daarop volgende kwijtschelding van de lening niet voldoende om aannemelijk te maken dat de waarde van de vordering op de peildatum lager is dan de nominale waarde. Ook toont X niet aan dat hij zelf een bedrag van € 44.000 heeft geleend om het aan B te kunnen uitlenen. Het gelijk is aan de inspecteur. De aanslag blijft in stand. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2