X is geregistreerd partner van zijn vriendin A. X en A wonen apart en stellen in de IB-sfeer ieder een eigen woning te hebben. Volgens de inspecteur zijn X en A elkaar fiscale partners en kunnen zij daarom slechts één eigen woning hebben. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de aangifte van A het eerst is ingediend, zodat haar eigen woning als eigen woning van hen beiden heeft te gelden. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat in het midden kan blijven of X en A bij de keuze voor het geregistreerd partnerschap hebben gedwaald over de fiscale gevolgen. De inspecteur is ook niet verplicht om X hierover apart te informeren. Voor de woning die X zelf bewoont, moet voor de box 3 heffing worden uitgegaan van de volle WOZ-waarde, ondanks dat X aan zichzelf geen huur betaalt. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Algemene wet inzake rijksbelastingen 5a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 6