Rechtbank Haarlem oordeelt dat de adviseur had moeten weten dat de FOR alleen doorgeschoven had kunnen worden als de echtgenote van erflater de onderneming had voortgezet.

De heer B (erflater) exploiteert tot zijn overlijden in 2007 een sekswinkel. Op zijn sterfdag heeft B een fiscale oudedagsreserve (FOR) opgebouwd van € 118.611. De onderneming wordt geruisloos doorgeschoven naar zijn dochter, mevrouw X (belanghebbende). Aangezien B de FOR heeft gelegateerd aan zijn echtgenote, neemt X de FOR in haar openingsbalans op als langlopende schuld. De primitieve aanslag van B over 2007 wordt opgelegd conform de aangifte. In geschil is of de afname van de FOR later alsnog door middel van navordering bij B kan worden belast. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de adviseur had moeten weten dat de FOR alleen doorgeschoven had kunnen worden als de echtgenote van B de onderneming had voortgezet. Deze slordigheid is echter niet te kwalificeren als (voorwaardelijk) opzet van de adviseur. Vanwege het ontbreken van kwade trouw wordt de aanslag vernietigd. De inspecteur beroept zich ook vergeefs op de schrijf- en tikfoutenjurisprudentie, alsmede de foutenleer.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.62

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Haarlem

Editie: 28 november

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen