Y, de partner van belanghebbende, X, houdt via A bv alle aandelen in B bv. X en Y houden ieder 50% van de aandelen in het Belgische A nv. B bv is in onderhandeling met stichting Q over diens tijdelijke huisvesting. Uiteindelijk sluit A nv een (lucratief) huurcontract met Q. Begin 2006 wordt de tijdelijke huisvesting voor Q opgeleverd door B bv en eind 2006 factureert B bv aan A nv voor de overeengekomen aanneemsom. De inspecteur legt een aanslag in het recht van schenking van € 521.000 op aan X. Volgens de inspecteur heeft Y, via B bv, een schenking gedaan aan X. B bv heeft in zijn ogen namelijk een lucratief huurcontract overgedragen aan A nv.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er geen sprake is van een schenking. Noch Y, noch B bv zijn namelijk verarmd. Weliswaar heeft B bv de voorbereidende werkzaamheden verricht die er uiteindelijk toe hebben geleid dat een huurovereenkomst tot stand is gekomen, maar deze voorbereidende werkzaamheden hebben voor B bv niet geleid tot een juridisch afdwingbaar recht met een economische waarde. De rechtbank wijst er daarbij op dat de huurovereenkomst tussen Q en A nv is gesloten en niet tussen Q en B bv. De voordelen uit de huurovereenkomst hebben dan van begin af aan tot het vermogen van A nv behoord en nimmer tot het vermogen van B bv. De rechtbank vernietigt de aanslag.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 11 juni