Rechtbank Den Haag oordeelt dat de klacht over de lange duur van de procedure moet worden aangemerkt als een verzoek om vergoeding van immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn.

Mevrouw X exploiteert vanaf 2008 een cateringservice. In 2009 wordt door haar een omzet behaald van € 4.600 en een netto-winst van € 1.374. X claimt in haar IB-aangifte de zelfstandigenaftrek, startersaftrek en MKB-winstvrijstelling, waardoor haar winst € 8.903 negatief is. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat niet aannemelijk is dat aan het urencriterium is voldaan. In beroep klaagt X over de lange duur van de onderhavige procedure.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat deze klacht moet worden aangemerkt als een verzoek om vergoeding van immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn. Vanwege de lange duur van de bezwaarfase krijgt X daarom een immateriële schadevergoeding van € 1.000. X maakt voor het overige niet aannemelijk dat zij in 2009 ten minste 1.225 uren aan de onderneming heeft besteed. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 9 januari

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen