De Voorzieningenrechter van Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de Staat een spoedeisend belang heeft, omdat X al vanaf 13 augustus 2020 weigert om de informatie te verstrekken. Hierdoor kan de inspecteur geen belasting heffen of navorderen en de bewaartermijn verstrijkt bovendien naarmate de tijd vordert.
X is volgens de inspecteur vanaf 2006 houder van een bankrekening bij de BGL-BNP Paribas. In 2019, 2020 en 2022 stijgen de tegoeden op haar binnenlandse bankrekeningen veel meer dan door haar aan inkomsten is aangegeven. In deze jaren wordt regelmatig contant geld gestort, waarvan de herkomst onduidelijk is. De Staat vordert in dit civiele kort geding dat X wordt veroordeeld om binnen twee weken volledig en onvoorwaardelijk mee te werken aan het verstrekken van informatie. De inspecteur vraagt onder meer om een ingevulde Verklaring vermogen in het buitenland met bewijsstukken, alsook een mondelinge toelichting op vragen over de (buitenlandse) bankrekeningen, over een effectentransactie en haar inkomstenbronnen. X is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, zodat tegen haar verstek wordt verleend.
De Voorzieningenrechter van Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de Staat een spoedeisend belang heeft, omdat X al vanaf 13 augustus 2020 weigert om de informatie te verstrekken. Hierdoor kan de inspecteur geen belasting heffen of navorderen en de bewaartermijn verstrijkt bovendien naarmate de tijd vordert. De vordering lijkt voor het overgrote deel niet onrechtmatig of ongegrond voor te komen, zodat deze wordt toegewezen met deze drie kanttekeningen:
(1) X krijgt 21 dagen of - als het gaat om de mondelinge toelichting en eventuele vervolgvragen - een door de inspecteur bepaalde termijn de tijd om de informatie te verstrekken. (2) De toevoeging ‘waaronder maar niet uitsluitend’ wordt bij het opsommen van de informatie achterwege gelaten, omdat deze toevoeging te onbepaald is. (3) Wilsafhankelijk materiaal mag alleen worden gebruikt voor de belastingheffing en niet voor een eventuele bestuurlijke boeteoplegging en/of strafvervolging (zie o.a. HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3640, V-N 2013/37.7). X moet een dwangsom te betalen van € 5000 voor iedere dag of deel daarvan dat zij niet of niet volledig aan de informatieverstrekking voldoet, tot het maximum van € 500.000 aan dwangsommen is bereikt. X moet voorts een proceskostenvergoeding betalen van € 2144.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 49
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Instantie: Rechtbank Midden-Nederland
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingrecht algemeen
Editie: 20 maart
Informatiesoort: VN Vandaag