Een weduwe en haar kinderen ontdekken – na het overlijden van de man (erflater) – dat in de aangiften van het echtpaar over 2018 een te hoog bedrag aan hypotheekrente is afgetrokken. Om dit recht te zetten, zijn herziene aangiften ingediend. In deze herziene aangiften staat een lagere aftrek eigen woning en zij veranderen de toerekening daarvan. De inspecteur legt aan de erven (belanghebbenden) en aan de echtgenote (24/01208) vervolgens navorderingsaanslagen op, maar de herziene toerekening wordt genegeerd. Rechtbank Gelderland oordeelt dat met het opleggen van de navorderingsaanslagen geen nieuwe termijn is ontstaan waarin de verdeling kan worden gewijzigd. Volgens Hof Arnhem-Leeuwaren zijn de erven en de echtgenote gerechtigd om de toerekening in het kader van de navorderingsaanslagen te wijzigen op een wijze als door hen in de herziene aangiften is bepleit. De rechter is echter niet bevoegd de onderhavige navorderingsaanslag te verhogen. Hoewel de erven voor wat betreft het juridische geschilpunt in het gelijk worden gesteld, blijft de uitspraak van de rechtbank in stand. De Staatssecretaris stelt in cassatie dat niet kan worden teruggekomen op de verdeling, omdat de primitieve aanslagen al onherroepelijk vaststonden.
Advocaat-Generaal Koopman is van mening dat de Staatssecretaris met de door hem aangevoerde klacht niets kan bereiken omdat de aanslag is opgelegd conform het standpunt van de inspecteur en die door het hof in stand is gelaten. In de herziene aangiften is namelijk aan de erven 42,38% (€ 2104) van de aftrek toegerekend en bij de navordering is 73,35% (€ 3641) aan hen toegerekend. De Staatssecretaris heeft dus geen belang bij zijn klacht.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 2.17
Instantie: Hoge Raad (Parket)
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 11 november
Informatiesoort: VN Vandaag