Medio 2009 ontvangt de bevoegde Nederlandse autoriteit een verzoek om inlichtingen over belanghebbenden (X c.s.) van de Belgische bevoegde fiscale autoriteiten. Er wordt een onderzoek ingesteld en in 2010 worden gegevens aan de Belgische autoriteit verstrekt. Vervolgens ontvangt de bevoegde Nederlandse autoriteit een verfijnd verzoek om inlichtingen van de Belgische bevoegde autoriteit. Op 2 januari 2012 besluit de Staatssecretaris van Financiën tot het verstrekken van inlichtingen aan de Belgische bevoegde autoriteit. Belanghebbenden maken hier bezwaar tegen en verzoeken tevens om een voorlopige voorziening te treffen. Ter zitting bij de voorzieningenrechter verklaart de staatssecretaris dat er slechts gewacht wordt met het verstrekken van de gegevens totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan, maar dat niet wordt gewacht tot een daarna te nemen beslissing op bezwaar.
De voorzieningenrechter van Rechtbank Breda oordeelt dat de uitvoering van de bestreden besluiten een feitelijk gevolg teweeg brengt, dat in een latere fase van het geding door de staatssecretaris (bij het nemen van de beslissingen op de bezwaarschriften) of de rechtbank (oordelend in de bodemprocedure) niet meer kan worden hersteld. Volgens de rechtbank moet de uitvoering van de bestreden besluiten daarom voorshands prematuur worden geacht. De rechtbank acht daarbij ook van belang dat de staatssecretaris tijdens de hoorzitting heeft aangegeven dat de wettelijke grondslag van de bestreden besluiten mogelijk nog wordt gewijzigd. De rechtbank wijst de verzoeken toe en schorst de bestreden besluiten tot twee weken na de verzending van de beslissingen op bezwaar.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingrecht algemeen, Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Breda
Editie: 9 juni