Staatssecretaris Snel van Financiën is zeer terughoudend met het verzwaren van de substance-eisen. Dit schrijft hij in een aanvulling op schriftelijke antwoorden op vragen over het implementatiewetsvoorstel ATAD1. Een deel van de antwoorden op vragen over aanpassing van de substance-eisen, uit het wetgevingsoverleg van 5 november 2018, was weggevallen. De staatssecretaris publiceert deze antwoorden alsnog.
De mogelijkheid om de substance-eisen in antimisbruikbepalingen te verhogen worden veelal beperkt door het EU-recht. Dit illustreert de bewindsman met een voorbeeld. Zo kunnen substance-eisen niet onbeperkt worden verhoogd als dit tot gevolg heeft dat ook niet volstrekt kunstmatige constructies kunnen worden geraakt. Dit is in strijd met de enge uitleg van een misbruiksituatie van het Hof van Justitie EU.
Verder is Snel geen voorstander van een open norm binnen de substance-eisen. In Nederlandse antimisbruikbepalingen zal een tegenbewijsregeling worden opgenomen voor het geval dat niet wordt voldaan aan de substance-eisen, maar de belastingplichtige toch van mening is dat geen sprake is van een volstrekt kunstmatige constructie. Door het opnemen van een tegenbewijsregeling, is het EU-rechtelijk toegestaan om de substance-eisen te verhogen. Belastingplichtigen kunnen immers op een andere manier aannemelijk maken dat geen sprake is van een volstrekt kunstmatige constructie. Dit is een open norm. Snel is van mening dat een open norm leidt tot meer rechtsonzekerheid. Daardoor heeft de open norm mogelijk een negatieve impact op het vestigingsklimaat voor reële ondernemingen. Ook zal een open norm zorgen voor verhoging van administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de uitvoeringslasten voor de Belastingdienst.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht
Dossiers: Prinsjesdag 2018
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 13 november
Carrousel: Carrousel