Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het zonder enig onderzoek opleggen van negentien naheffingsaanslagen parkeerbelasting in een tijdsbestek van slechts twee maanden disproportioneel is en in strijd is met wat van een zorgvuldig handelende overheid mag worden verwacht.

X verhuist op 1 november 2021 naar een nieuw adres in de gemeente Tilburg en vraagt daar direct een parkeervergunning aan. Vanwege een wachtlijst krijgt X de vergunning pas op 7 januari 2022. In de tussentijd parkeert X de auto toch steeds bij zijn huis en hij krijgt daarom (tenminste) negentien naheffingsaanslagen parkeerbelasting. X betaalt de aanslagen niet, zodat die worden gevolgd door aanmaningen en dwangbevelen. Ten aanzien van zeven aanslagen is geen tijdig beroep aangetekend.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het zonder enig onderzoek opleggen van negentien aanslagen parkeerbelasting in een tijdsbestek van slechts twee maanden disproportioneel is en in strijd is met wat van een zorgvuldig handelende overheid mag worden verwacht. De hoeveelheid en het totaalbedrag aan aanslagen staat namelijk niet meer in verhouding tot het doel van de heffing van parkeerbelasting. De heffingsambtenaar had bij X nader kunnen en moeten onderzoeken wat er aan de hand was. Slechts drie aanslagen met de bijbehorende aanmaningen en dwangbevelen blijven daarom in stand. Vanwege de zeven niet-ontvankelijke beroepen moet X dus in totaal tien aanslagen alsnog betalen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 225

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 16 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

410

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen