Belanghebbende, X, is in de jaren 1992 - 2013 eerst voorzitter van de Raad van Bestuur van Q nv en later lid van de Raad van Commissarissen van Q nv. Zijn zoon, Y, is in de jaren 2005 - 2011 lid van de Raad van Bestuur van Q nv. X houdt indirect de aandelen van Z bv. In de jaren 2006 - 2013 ontvangt Z bv geldbedragen van vaste leveranciers van Q nv. X en Y maken namelijk misbruik van hun posities bij Q nv en eisen steekpenningen van de leveranciers voordat zij mogen (blijven) leveren aan Q nv. In verband met de steekpenningen legt de inspecteur IB-(navorderings)aanslagen op aan X. X is het daar niet mee eens. Volgens hem heeft niet hij, maar Z bv de inkomsten genoten.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de steekpenningen die Z bv heeft ontvangen van de leveranciers van Q nv niet als ROW bij X in aanmerking kunnen worden genomen. Volgens de rechtbank heeft X de steekpenningen namelijk niet zelf in privé genoten, maar zijn zij bij Z bv opgekomen. De rechtbank wijst er daarbij op dat Z bv daadwerkelijk betrokken is geweest bij het behalen van de steekpenningen. Z bv was nodig om de benodigde facturen uit te schrijven en de daaropvolgende betalingen te ontvangen. De rechtbank vermindert de (navorderings)aanslagen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 9 september