X laat ondanks herinnering en aanmaning na om tijdig aangifte IB/PVV over 2017 te doen, waarna de inspecteur ambtshalve de definitieve aanslag IB/PVV over 2017 vaststelt. Diezelfde maand doet X alsnog aangifte IB/PVV 2017 en dit wordt door de inspecteur aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. De inspecteur verlaagt het inkomen uit werk en woning, maar laat de verzuimboete in stand. X stelt hiertegen bezwaar en beroep in. X stelt dat de aanslag te hoog is vastgesteld omdat het ontvangen stipendium niet als belastbaar inkomen kwalificeert, en dat de verzuimboete ten onrechte is opgelegd.
De rechtbank stelt dat het niet tijdig doen van aangifte leidt tot omkering en verzwaring van de bewijslast. Zij oordeelt dat de inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en wonen niet naar willekeur heeft vastgesteld en dat een stipendium wel degelijk belastbaar inkomen vormt. X toont niet overtuigend aan dat het inkomen te hoog is vastgesteld en slaagt niet in de op haar rustende verzwaarde bewijslast. Wat betreft de verzuimboete overweegt de rechtbank dat X geen redenen heeft gegeven voor het niet tijdig doen van de aangifte en dat er ook geen andere omstandigheden zijn gebleken die tot matiging kunnen leiden. Het beroep faalt en zowel de aanslag als de boete houden stand.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 7 mei