Aan X bv is in 2013 een ambtshalve VPB-aanslag opgelegd en een verzuimboete van € 2460. Pas in 2019 is het bezwaar tegen de boete afgewezen, maar deze is wel met 20% gematigd tot € 1968 wegens het overschrijden van de redelijke termijn. Volgens Rechtbank Noord-Holland is de boete passend en geboden en is er geen reden om de boete verder te matigen. X bv stelt in hoger beroep dat de boete onevenredig is omdat het bedrag van de boete niet in verhouding staat tot wat is gebeurd. Wat is gebeurd wordt door X bv als volgt toegelicht. De dga van X bv is verwikkeld geweest in een conflict met een maatschap van belastingadviseurs waaraan de dga tot en met 2015 deelnam. De band tussen de dga en de maatschap is in 2015 beëindigd. Volgens X bv is de oorzaak van deze beëindiging mede gelegen in een informele klacht van de Belastingdienst aan het adres van de maatschap over de dga. X bv stelt dat zij aanzienlijke schade heeft geleden door dit door haar gestelde handelen van de Belastingdienst.
Hof Amsterdam oordeelt dat X bv niet alle van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat tijdig aan de aangifteverplichting werd voldaan. De door X bv genoemde omstandigheden staan los van haar eigen fiscale zaken en de boete is in beginsel passend en geboden. Het beroep van X bv is ongegrond. In eerste aanleg is de redelijke termijn overschreden met vijf jaren en bijna twee maanden, zodat een matiging van 40% tot € 1476 op zijn plaats is. De uitspraak van de rechtbank wordt in zoverre vernietigd.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 5 juli