Stichting X organiseert tot 2001 voor kinderen uit de stad buiten(dag)recreatie op en rond het strand in P. Omdat de gebouwen die daarvoor worden gebruikt niet meer aan de huidige maatstaven voldoen, wil X een nieuw gebouw realiseren. Hiervoor wordt in 2009 een bouwvergunning verleend. Naar aanleiding van een afgewezen verzoek om als ANBI te worden aangemerkt, wijzigt X haar statuten in 2010 en dient ze eind 2010 wederom een verzoek in om als ANBI te worden aangemerkt. De inspecteur wijst het verzoek af.
Hof Amsterdam (MK I, 25 juli 2013, 12/00456, V-N 2013/53.1.4) oordeelt dat X niet als een ANBI kan worden aangemerkt. Volgens het hof staan bij de door X voorgenomen activiteiten het spel- en vermakelijkheidselement zozeer op de voorgrond, dat zij niet rechtstreeks en (nagenoeg) uitsluitend het algemeen belang dienen. Het hof stelt hierbij vast dat X, die deelname aan haar activiteiten openstelt voor alle kinderen tussen vier en twaalf jaar, niet aannemelijk maakt dat haar doelstelling en werkzaamheden zich (nagenoeg) uitsluitend richten op kinderen met een moeilijke achtergrond. Volgens het hof dient X veeleer het particuliere belang van alle kinderen die uiteindelijk aan de activiteiten zullen deelnemen, welk belang is gelegen in het voorzien in hun behoefte aan spel en vermaak. Het hof overweegt hierbij nog dat het gegeven dat X beoogt ook kinderen met een moeilijke achtergrond tot deelname te bewegen en in contact te brengen met kinderen zonder een dergelijke achtergrond, niet af doet aan dit overheersende spel- en vermakelijkheidselement, ook al betreft het hier het doel dat X uiteindelijk voor ogen staat. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 6.33