Belanghebbende, een stichting, ontvangt van donateurs goederen, zoals gebruikte boeken, kleding, cd’s. Deze tweedehands goederen verkoopt de stichting voor een prijs van € 1. Een beperkt aantal boeken en kledingstukken verkoopt de stichting voor een prijs van € 0,50. Incidenteel worden goederen voor een hoger bedrag verkocht. Het gaat dan bijvoorbeeld om een kinderfiets of mooie kleding voor een verkoopprijs van € 5.
De verkoop van de tweedehands goederen vindt plaats vanuit een ruimte die voor het publiek toegankelijk is op specifieke openingstijden. Het publiek kan door de ruimte lopen en de goederen bekijken. Het winkelend publiek kan ook tegen betaling iets eten en drinken. De stichting maakt op haar website reclame voor de winkel.
Rechtbank Gelderland oordeelt allereerst dat de vergoeding van € 1 de werkelijke tegenwaarde is voor de levering van een tweedehands goed, zoals kleding, boeken en cd's, waardoor geen sprake is van een symbolische vergoeding. Dat de prijzen bij kringloopwinkels mogelijk vier tot vijf keer hoger zijn, leidt evenmin tot een symbolische vergoeding. De stichting onderneemt actieve stappen door middelen in te zetten die vergelijkbaar zijn met de middelen die een fabrikant, handelaar of dienstverrichter aanwendt. Daarom verricht de stichting economische activiteiten en kwalificeert zij als BTW-ondernemer.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7