Vof X doet BPM-aangifte over juli en september 2011. Hiertoe is respectievelijk € 1475 en € 532 voldaan. Na bezwaar volgen in 2017 teruggaven van € 222 en € 54 en hierbij is € 46 en € 12 aan belastingrente vergoed, die is berekend over 1 april 2012 tot 19 december 2017. Vof X krijgt daarnaast een bezwaarkostenvergoeding van € 307,50, bestaande uit € 246 (bezwaarschrift) en € 61,50 (hoorgesprek). Volgens Rechtbank Gelderland is er voor wat betreft de redelijke termijn geen sprake van samenhangende zaken, maar is er wel reden om die termijn te verlengen. Vof X had de bezwaren namelijk uiterlijk 1 februari 2012 moeten motiveren, maar heeft dit pas in juni 2017 gedaan. Voor beide zaken krijgt vof X een immateriële schadevergoeding van elk € 500. De inspecteur had tweemaal bezwaarkosten moeten toekennen, zodat dit alsnog gebeurd. Voor de beroepen wordt één proceskostenvergoeding van € 501 toegekend. Vof X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank de redelijke termijn terecht heeft verlengd. Vof X heeft namelijk drie keer om uitstel voor het motiveren van de bezwaren gevraagd en gekregen. Na het verstrijken van de laatste termijn heeft vof X, die door een professionele gemachtigde wordt bijgestaan, jarenlang geen contact meer met de inspecteur opgenomen. Voor de beroepsfase is sprake van samenhangende zaken, zodat de rechtbank voor die fase terecht één proceskostenvergoeding heeft toegekend. Aangezien de gemachtigde in duizenden soortgelijke BPM-zaken rechtsbijstand verleent, is er reden om af te wijken van de forfaitaire bedragen. Conform de uitspraak van de rechtbank wordt de (extra) vergoeding voor de bezwaar- en de beroepsfase gematigd tot in totaal € 808,50. Het hoger beroep van vof X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 20 juli