De Hoge Raad oordeelt dat de toevoeging aan de egalisatiereserve niet kan worden aangemerkt als een last die de gemeente via de rioolheffing mag verhalen. Voor de perceptiekosten van de rioolheffing geldt dat zij worden geacht te zijn begrepen in de gemeentelijke begroting en niet achteraf alsnog in aanmerking genomen mogen worden.
X is een woningcorporatie. De heffingsambtenaar legt aan haar aanslagen rioolheffing 2013 en 2014 op van € 361.307 respectievelijk € 373.174. Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart de verordeningen rioolheffing over deze jaren geheel onverbindend wegens overschrijding van de opbrengstlimiet met meer dan 10%.
De Hoge Raad oordeelt dat de toevoeging aan de egalisatiereserve niet kan worden aangemerkt als een last die de gemeente via de rioolheffing mag verhalen. Rioolheffing kan uitsluitend worden geheven ter bestrijding van de in art. 228a lid 1 Gemeentewet vermelde kosten. Het hof heeft daarom terecht bij de beoordeling of de toevoeging aan de egalisatievoorziening een last is ter zake van de riolering beslissend geacht of die voorziening is gevormd voor kosten als bedoeld in dat artikellid. De beslissing van het hof op dit punt blijft in stand. De Hoge Raad corrigeert het oordeel van het hof wel op het punt van de BTW. De (niet in de ramingen opgenomen) BTW over de voor de riolering gemaakte kosten mag de heffingsambtenaar in aanmerking nemen als last ter zake van de rioolheffing, ook al geeft die omzetbelasting recht op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds (HR 21 juni 2019, V-N 2019/31.21). Het is de gemeente echter niet toegestaan om de perceptiekosten achteraf alsnog in aanmerking te nemen als lasten ter zake van de rioolheffing. Deze kosten worden geacht te zijn begrepen in de gemeentelijke begroting. Het achteraf alsnog in aanmerking nemen van deze kosten zou leiden tot een afwijking van de vastgestelde begroting dan wel tot het tweemaal in aanmerking nemen van die kosten. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van B en W gegrond en verwijst de zaak voor 2013 naar Hof ’s-Hertogenbosch om te onderzoeken of met het alsnog in aanmerking nemen van de BTW de opbrengstlimiet nog steeds met minimaal 10% wordt overschreden. Voor 2014 kan het alsnog in aanmerking nemen van de btw niet leiden tot een overschrijding van minder dan 10%, zodat voor dat jaar de uitspraak van het hof in stand blijft.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 30 september