Kurt Daell woont in Denemarken en sluit een leaseovereenkomst voor een auto met het Duitse Wind 1014 GmbH. Daell leaset de auto van Wind voor de periode van 15 juni 2010 - 15 november 2010. Daell dient vervolgens een verzoek in om de belasting voor de auto te betalen volgens de regeling inzake proportionele registratiebelasting. Tijdens de behandeling van dit verzoek dient Daell ook een verzoek in om de auto te mogen gebruiken terwijl de behandeling van het eerste verzoek nog loopt. De Deense Belastingdienst wijst beide verzoeken af. De Deense rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de Deense regeling voor de registratie en ingebruikname van auto's in strijd is met het EU-recht. Het Hof van Justitie EU wijst er op dat Denemarken diverse voorwaarden stelt aan het tijdelijke gebruik door Daell in Denemarken van een auto die hij leaset van een Duitse vennootschap. Een van die voorwaarden is dat de Deense Belastingdienst vooraf goedkeurt dat eerst de proportionele registratiebelasting wordt betaald, voordat de auto in Denemarken kan worden gebruikt. Ook is het in strijd met het EU-recht dat onmiddellijke ingebruikname van de auto, hangende de behandeling van het verzoek tot betaling van proportionele registratiebelasting, afhankelijk wordt gesteld van de vooruitbetaling van het volledige bedrag van de registratiebelasting. Dat deze eventueel wordt terugbetaald acht het Hof van Justitie EU niet van belang.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 56
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 19 januari