Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de stukken die twee belastingambtenaren onder ogen hebben gehad en ter beschikking hebben gestaan in het kader van het strafrechtelijk financieel onderzoek niet behoren tot de op de zaak betrekking hebben stukken.

Belanghebbende, X, is eigenaar van verschillende onroerende zaken in binnen- en buitenland en (middellijk) aandeelhouder van verschillende vennootschappen. X is het niet eens met een aanslag IB/PVV 2009.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de stukken die twee belastingambtenaren onder ogen hebben gehad en ter beschikking hebben gestaan in het kader van het strafrechtelijk financieel onderzoek niet behoren tot de op de zaak betrekking hebben stukken. Het gaat immers om stukken die zich bevinden onder derden en die stukken behoren niet tot de op de zaak betrekking hebbende stukken ook al is de inspecteur bekend met het bestaan ervan (HR 4 mei 2018, nr. 16/04237, V-N 2018/26.6). Het hof oordeelt vervolgens anders dan de rechtbank dat de bewijslast niet kan worden omgekeerd omdat X na het verlopen van het bijzonder uitstel voor het indienen van de aangifte niet meer is gemaand om alsnog aangifte te doen. Ook zonder omkering van de bewijslast maakt X echter niet aannemelijk dat het fictieve loon lager moet worden vastgesteld dan € 300.000 respectievelijk € 40.000 voor twee verschillende vennootschappen. Het hof volgt ook de berekening van het inkomen uit terbeschikkingstelling . De inspecteur maakt verder ook aannemelijk dat de opnames in rekening-courant aangemerkt moeten worden als regulier voordeel uit aanmerkelijk belang.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet bestuursrecht 8:42

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 6 juli

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen