Aan de heer X zijn diverse IB-(navorderings)aanslagen opgelegd. In geschil is of X ondanks zijn officiële woonplaats in Curaçao vanaf 2002 toch binnenlands belastingplichtig is. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant mag de inspecteur X ook na afloop van de aanslagtermijn nog uitnodigen om aangifte te doen. De bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard, omdat X geen aangifte heeft gedaan en evenmin gemotiveerd heeft betwist dat hij niet binnenlands belastingplichtig is. In hoger beroep overlegt de inspecteur alsnog het strafdossier van X, bestaande uit zestien ordners.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat het overleggen van het omvangrijke strafdossier tardief is. Het belang van de inspecteur bij overlegging van het dossier is van minder gewicht dan het algemene belang van een doelmatige procesgang. De inspecteur stelt vergeefs dat hij twee maanden nodig had om het dossier te bestuderen met het oog op de aan het hof te vragen geheimhouding. Het zoekraken van originele stukken die van vóór 2008 dateren, wordt de inspecteur eveneens aangerekend. Het gevolg hiervan is dat er voor 2002 tot en met 2010 geen nieuw feit is, omdat niet kan worden vastgesteld dat er een ambtelijk verzuim is begaan en of voldoende voortvarend is gehandeld. Het niet-retourneren door X van de aangiftebiljetten leidt echter tot zijn kwade trouw, ook als dit na afloop van de aanslagtermijn heeft plaatsgevonden. Er kan dus wel worden nagevorderd over 2002 tot en met 2010. Voor de inkomsten uit Curaçao en de Turks- en Caicos Eilanden geldt de voortvarendheidseis voorts niet. Zowel het beroep van X (2002) als de inspecteur (2003 t/m 2010) is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Algemene wet bestuursrecht 8:31
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 4 september