Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de waarde van de aandelen moet worden bepaald aan de hand van de waarde in verhuurde staat van de onroerende zaken. Uitgangspunt hierbij is het zichtbare vermogen, verhoogd met de stille reserves en gecorrigeerd met IB- en VPB-latenties.

A bv exploiteert vastgoed. Tot haar overlijden in 2008 houdt A de aandelen in deze bv. Belanghebbende, X, en haar zus, B, zijn de enige erfgenamen van A. Voor de aangifte successierecht laten X en B meerdere taxatierapporten opstellen. E bv komt, aan de hand van de huurwaardekapitalisatiemethode, tot een waarde van de aandelen van € 5,8 mln. F bv komt, aan de hand van de liquidatiewaarde, uit op een waarde van € 3,6 mln, en G bv stelt de waarde aan de hand van de going-concernwaarde vast op € 3,5 mln. De inspecteur waardeert de aandelen voor het successierecht op € 5,8 mln. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de liquidatiewaarde en de going-concernwaarde in casu niet kunnen worden toegepast om de waarde van de aandelen A bv voor het successierecht vast te stellen. De rechtbank volgt de huurwaardekapitalisatiemethode van de inspecteur. Tenslotte merkt de rechtbank nog op dat de BOR (art. 35b SW) niet van toepassing is. Volgens de rechtbank is er namelijk geen sprake van meer dan normaal vermogensbeheer. Hier doet niet aan af dat er sprake is van een omvangrijke vastgoedportefeuille. De aanslag blijft in stand.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de waarde van de aandelen moet worden bepaald aan de hand van de waarde in verhuurde staat van de onroerende zaken. Uitgangspunt hierbij is het zichtbare vermogen (€ 1,8 mln), verhoogd met de stille reserves (€ 5,4 mln). Deze uitkomst wordt dan gecorrigeerd met een latente VPB van 15% (€ 1 mln) en een latente IB in verband met het ab (€ 400.000). Volgens het hof is de liquidatiewaarde niet geschikt omdat er geen reden is om over te gaan tot snelle verkoop van de onroerende zaken, en is bij de berekening van de going-concernwaarde ten onrechte rekening gehouden met een risico-opslag van 2%. Ten aanzien van de toepassing van de BOR stelt het hof vast dat X onvoldoende aannemelijk maakt dat zij voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te kunnen komen voor de toepassing van de BOR. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 21

Successiewet 1956 35b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 21 juli

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen