Rechtbank Amsterdam oordeelt dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting onterecht is opgelegd, omdat X mocht vertrouwen op de toezegging van een handhaver dat hij geen parkeerbelasting hoefde te betalen.
X parkeert op 24 januari 2024 om 00.17 uur zijn auto aan een straat in Amsterdam zonder parkeerbelasting te betalen. X krijgt een naheffingsaanslag parkeerbelasting. X stelt dat hij een defecte parkeerautomaat aantrof en navraag heeft gedaan bij een handhaver die langsreed. De handhaver zou hebben aangegeven dat X geen parkeerbelasting hoefde te betalen als hij zijn spullen zou uitladen en daarna weer zou wegrijden. Volgens X heeft de handhaver gevraagd waar zijn auto stond en wat het kenteken was zodat deze niet gescand zou worden. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar ongegrond. X stelt vervolgens beroep in.
Rechtbank Amsterdam oordeelt dat sprake is van schending van de hoorplicht en dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting onterecht is opgelegd. X is door de gang van zaken bij het horen benadeeld. Een hoorzitting had duidelijkheid kunnen geven over de vraag wat de handhaver aan X heeft verteld en wat er precies is gebeurd. De rechtbank stelt dat de verklaring van X consistent is met zijn eerdere verklaringen. De heffingsambtenaar heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de uitlatingen van de handhaver en heeft de verklaring van X onvoldoende gemotiveerd bestreden. De rechtbank acht de toezegging van de handhaver als een uitlating waarop X mocht vertrouwen. Er zijn geen zwaarwegende belangen die zich verzetten tegen honorering van het beroep op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank verklaart het beroep gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:22
Instantie: Rechtbank Amsterdam
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingen van lagere overheden
Editie: 6 maart
Informatiesoort: VN Vandaag