X ontvangt PGB-inkomsten voor de zorg van haar gehandicapte dochter. In haar aangifte inkomstenbelasting brengt zij kosten in mindering op de PGB-inkomsten en voert zij een bedrag aan specifieke zorgkosten op. De inspecteur corrigeert de aanslag. X gaat in beroep. In geschil is of het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard en of de navorderingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
Hof Den Haag volgt het standpunt van de inspecteur niet dat het hoger beroep wegens het ontbreken van de gronden niet-ontvankelijk is. Het pro forma beroepschrift bevat weliswaar geen concrete inhoudelijke gronden, maar er kan wel uit worden afgeleid dat X het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank. Het hof is van oordeel dat het beroepschrift een, weliswaar summiere, grief tegen de uitspraak van de rechtbank bevat en daarmee voldoet aan de wettelijke motiveringseis. Dit kan echter niet leiden tot een gegrond hoger beroep, nu X niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht heeft op kostenaftrek doordat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bewijsstukken ter zake van de aftrekposten heeft ingediend.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:108
Algemene wet bestuursrecht 6:6
Algemene wet bestuursrecht 6:5
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 4 mei