Belanghebbende, X, ontvangt van de gemeente Bergeijk een WOZ-beschikking 2012. Zijn gemachtigde dient op 2 april 2012 een bezwaarschrift in met de volgende inhoud: "Op basis van de bij ons bekende administratieve gegevens heeft u de WOZ-waarde van [a-straat 1] te [Z] te hoog vastgesteld. Deze WOZ-waarde is gebaseerd op de door de opdrachtgever aan mij verstrekte gegevens en een quick-scan van de WOZ-waarde door een taxateur. Om de WOZ-waarde nader te controleren verzoek ik u ons het taxatieverslag toe te zenden. (…)". Per brief van 6 april 2012 stuurt de gemeente de gevraagde taxatieverslagen en verzoekt zij de gemachtigde het bezwaarschrift ‘alsnog nader te motiveren' op straffe van een eventuele niet-ontvankelijkverklaring. Op 3 juli 2012 verklaart de gemeente het bezwaar daadwerkelijk niet-ontvankelijk. In de uitspraak op verzet oordeelt Rechtbank Oost-Brabant dat hetgeen X in zijn bezwaarschrift heeft vermeld niet voldoet aan de summiere eisen die worden gesteld aan het motiveren van het bezwaar.
De Hoge Raad oordeelt dat de opmerking van een bezwaarmaker dat hij zich niet kan verenigen met de vastgestelde WOZ-waarde voldoende is als motivering. De Hoge Raad stelt voorop dat de gemachtigde van X toen deze bezwaar maakte nog niet op de hoogte was van de taxatieverslagen van de onroerende zaken en ook anderszins niet op de hoogte was van de onderbouwing van de WOZ-waarden. Nu de beschikking enkel een vermelding van de WOZ-waarden bevatte, volstond een summiere motivering van het bezwaarschrift. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en bepaalt dat de rechtbank het onderzoek voortzet in de stand waarin het zich bevond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:6
Algemene wet bestuursrecht 6:5
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad
Editie: 27 januari