Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv op tijd de suppletie heeft gedaan. Voor de tijdigheid is van belang of X bv weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of zal worden.

X bv levert in 2018-2019 een menglijn aan een Zwitserse afnemer. In eerste instantie wordt daarbij 0% BTW in rekening gebracht. Omdat de afnemer verzoekt om BTW in rekening te brengen, reikt X bv in mei 2019 twee correctiefacturen uit. Tijdens het opmaken van de jaarcijfers stelt X bv in juni 2020 vast dat een suppletie moet worden ingediend van € 295.000 in verband met de Zwitserse transactie. De inspecteur legt een BTW-naheffingsaanslag op met een boete van € 102.934, omdat X bv niet tijdig heeft gesuppleerd. X bv is het niet eens met de boete.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv op tijd de suppletie heeft gedaan. Voor de tijdigheid is van belang of X bv weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of zal worden. De rechtbank volgt niet het standpunt van de inspecteur dat de suppletie niet tijdig was omdat X bv al na het doen van de BTW-aangifte over de maand mei 2019 wist dat deze aangifte onjuist was. De rechtbank vernietigt de boete.

Lees ook het thema Artikel 10a AWR: de suppletieplicht.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 15

Algemene wet inzake rijksbelastingen 10a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 26 juli

79

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen