Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat zijn bezwaarschrift, oftewel de suppletieaangifte, zo spoedig mogelijk is ingediend zodra dat redelijkerwijs mogelijk was. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
X ontvangt een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 5000 over het eerste kwartaal van 2016 met een betaalverzuim- en aangifteverzuimboete. In reactie hierop doet X alsnog aangifte omzetbelasting voor dit tijdvak naar een te ontvangen bedrag van € 15.033. Daarna vernietigt de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 9 december 2016 de naheffingsaanslag en de betaalverzuimboete, maar weigert bij beschikking de gevraagde teruggaaf. Op 12 december 2021 dient X een suppletieaangifte in waarin hij de inspecteur verzoekt een naheffingsaanslag van € 1060 op te leggen. Volgens X is het terug te geven bedrag € 13.973 in plaats van € 15.033. In geschil is of de suppletieaangifte moet worden aangemerkt als een beroep. Ook is in geschil of er recht is op een teruggaaf van € 13.973.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat zijn bezwaarschrift, oftewel de suppletieaangifte, zo spoedig mogelijk is ingediend zodra dat redelijkerwijs mogelijk was. Na een periode waarin X uit huis was geplaatst, verbleef hij vanaf medio 2018 weer thuis. Het is niet aannemelijk dat hij in die tijd niet in staat was bezwaar te maken, al dan niet via zijn bewindvoerder. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake. Het beroep is niet-ontvankelijk.
Lees ook het thema Artikel 10a AWR: de suppletieplicht.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 19 januari
Informatiesoort: VN Vandaag