In de aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2011 trekt X bv een bedrag van € 209.000 aan BTW-voorbelasting af voor de aankoop van onroerende zaken. Als de aankoop uiteindelijk niet doorgaat, boekt X bv de factuur terug en neemt zij de op aangifte teruggevraagde BTW als schuld op haar balans per 31 december 2011 op. De BTW wordt echter niet gesuppleerd. Hof Den Haag oordeelt dat X bv opzettelijk heeft nagelaten om zo spoedig mogelijk een BTW-suppletieaangifte over 2011 in te dienen. De inspecteur heeft terecht een vergrijpboete ex art. 10a AWR opgelegd.
De Hoge Raad oordeelt dat de suppletieplicht van art. 10a AWR juncto art. 15 UB OB voor de bestuurlijke boete niet, maar voor strafrechtelijke doeleinden wel in strijd is met het nemo-teneturbeginsel. De Hoge Raad bespreekt deze problematiek - in enkele overwegingen ten overvloede - in het belang van de rechtseenheid nadat de A-G in de voorafgaande conclusie over dit onderwerp heeft geadviseerd (A-G Ettema 16 juni 2021, V-N 2021/32.18). X heeft het onderwerp zelf niet genoemd in de cassatiemiddelen. Inzake de suppletieplicht legt de Hoge Raad uit dat uit de rechtspraak van het EHRM blijkt dat het nemo-teneturbeginsel niet in de weg staat aan de verplichting voor een belastingplichtige om informatie te verschaffen voor een juiste belastingheffing, en aan de mogelijkheid een bestuurlijke boete op te leggen bij niet-nakoming van de mededelingsplicht. Als die mededeling wordt gebruikt voor bewijs voor een beboetbaar of strafbaar feit, ontstaat wel strijd met het genoemde nemo-teneturbeginsel. Het gaat immers om materiaal waarvan het bestaan afhankelijk is van de wil van de belastingplichtige. Het verwijzingshof Amsterdam moet nog vaststellen of en, zo ja, in hoeverre de redelijke termijn voor de bezwaar- en de beroepsprocedure is overschreden.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 5:1
Algemene wet inzake rijksbelastingen 10a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 27 september