De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de SVB terecht geen A1-verklaring aan X heeft afgegeven. X woonde ten tijde van de aanvraag namelijk in België, zodat het aan België is om de toepasselijke wetgeving vast te stellen, ook voor een situatie in het verleden.

X woont in 2019 in België. Sinds 2017 staat hij ook alleen in België in het bevolkingsregister ingeschreven. In de periode daarvoor stond hij in Nederland en België ingeschreven. Op 6 maart 2019 verzoekt X de SVB om een A1-verklaring af te geven over de jaren 2011 - 2016. X stelt dat hij in die periode in Nederland woonde en in verschillende landen binnen en buiten Europa werkzaamheden verrichtte als zelfstandig webdesigner en consultant. Op 10 juli 2019 stelt het Belgische RSVZ vast dat de Belgische wetgeving op X van toepassing is. De SVB wijst vervolgens de aanvraag om een A1-verklaring af omdat België, als woonland, bevoegd is om de toepasselijke wetgeving vast te stellen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de SVB terecht geen A1-verklaring aan X heeft afgegeven. X woonde ten tijde van de aanvraag namelijk in België, zodat het aan België is om de toepasselijke wetgeving vast te stellen, ook voor een situatie in het verleden. Verder mocht de SVB volgens de Centrale Raad, op grond van het beginsel van loyale samenwerking, de besluiten van het RSVZ in beginsel als uitgangspunt nemen bij de bepaling of zij het bevoegde orgaan is om een A1-verklaring af te geven. De SVB heeft de conclusie van het RSVZ, dat X in België woonde en werkte, terecht gevolgd. De SVB hoefde geen verder onderzoek in te stellen en heeft terecht geconcludeerd dat zij niet bevoegd was om een A1-verklaring af te geven. Het hoger beroep is ongegrond.

Lees ook het thema Internationale sociale zekerheid.

[Bron Uitspraak]

Instantie: Centrale Raad van Beroep

Rubriek: Premieheffing

Editie: 9 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

303

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen