Belanghebbende, X bv, produceert tapijten. Voor de productie daarvan wordt gebruik gemaakt van garenklossen. Deze bestaan uit kartonnen kokers (cones) met een lengte van ongeveer 30 centimeter en daaromheen de garens. De buitenlandse producenten zetten de garens op de cones en leveren de garenklossen vervolgens aan X bv. Als de garens bijna verbruikt zijn, worden de cones verwijderd en worden nieuwe garenklossen geplaatst. De verwijderde cones worden door X bv verkocht. In geschil is of over 2008 terecht een naheffingsaanslag verpakkingenbelasting is opgelegd. Volgens Rechtbank Gelderland is X bv als importeur terecht aangemerkt als Wbm-belastingplichtige. Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt dat de cones verkoopverpakking zijn in de zin van art. 80, aanhef en letter b, WBM. De cone is namelijk een logisch onderdeel van de verkregen verkoopeenheid (de garenklos) en die het product (de garens) aantrekkelijker maakt voor de verkoop. X bv gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever alleen kernen, spoelen en haspels met een lengte van 50 centimeter of meer heeft willen uitzonderen van het begrip verpakking, aangezien in die gevallen niet de verpakkingsfunctie maar de transportfunctie voorop staat. Deze keuze van de wetgever is niet evident van redelijke grond ontbloot. De hem toekomende ruime beoordelingsmarge is dus niet overschreden. Er is daarom geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel. Ook voor het overige is het beroep van X bv ongegrond. Zo is niet van belang of de garens ook los geleverd kunnen worden.
Wetsartikelen:
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet belastingen op milieugrondslag 80