X dient zijn IB-aangifte 2014 in maart 2015 in. Eind 2017 deelt de inspecteur X mee dat hij wil afwijken van de ingediende aangifte en op 30 december 2017 legt hij de aanslag op. De inspecteur brengt hierbij belastingrente in rekening. X acht de belastingrente te hoog. De door de inspecteur gehanteerde rente is namelijk veel hoger dan de rente op de kapitaalmarkt.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het niet aan de belastingrechter is om de redelijkheid van de wettelijke bepalingen inzake de belastingrente als zodanig te beoordelen. Het hof wijst er hierbij onder andere ook op dat de wetgever met de heffing van belastingrente beoogt om het aangiftegedrag van de belastingplichtige te beïnvloeden. Belastingplichtigen kunnen namelijk de ongewenste rente-effecten voorkomen of beperken door tijdig een VA te vragen of om een herziening van een reeds opgelegde VA te verzoeken, die zo goed mogelijk aansluit bij de feitelijk verschuldigde belasting. Dat de belastingrente wordt berekend naar een hoger tarief dan de rente op de kapitaalmarkt is verder niet van belang. Het tarief van de belastingrente is niet gerelateerd aan de kapitaalmarktrente maar aan de herfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank met een opslag. Verder is het tarief van de belastingrente in vergelijking met andere rentetarieven aanzienlijk lager.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30hb
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fe
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fc
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 6 oktober