Belanghebbende, X, heeft aan een van de singels in Breda een roeibootje liggen van ongeveer 2,5 meter lang. De heffingsambtenaar van de gemeente Breda legt hem hiervoor een aanslag precariobelasting op van € 115.
Rechtbank Breda oordeelt dat het tarief precariobelasting 2012 voor het hebben van een ligplaats voor een roeiboot de toets aan het gelijkheidsbeginsel niet kan doorstaan. Voor de heffing van precariobelasting heeft de gemeente de ligplaatsen ingedeeld in twee categorieën: ligplaatsen met een woonschip en ligplaatsen met een roeiboot. Voor een woonschip is het tarief gekoppeld aan de afmetingen van het schip; in 2012 € 9,23 per strekkende meter. Voor een roeiboot geldt, ongeacht de afmetingen, een vast tarief; in 2012 € 115. Alleen het tarief voor een roeiboot was in 2012 aanzienlijk gestegen, nl. met € 89. De rechtbank oordeelt dat voor de heffing van precariobelasting ligplaatsen met een roeiboot en ligplaatsen met een woonschip gelijke gevallen zijn die ongelijk worden behandeld. Voor het verschil in tariefstelling bestaat geen objectieve en redelijke rechtvaardiging. De rechtbank laat daarom de verordening, voor zover die betrekking heeft op het tarief voor ligplaatsen met een roeiboot, als onverbindend buiten toepassing. De aanslag van X komt te vervallen.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 5 augustus